
De betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de besluitvorming is sinds het einde van de jaren 1990 een van de hoekstenen van de legitieme strategieën van de EU-instellingen. Hoewel het beleidsvormingsproces van de EU van oudsher de voorkeur heeft gegeven aan in Brussel gevestigde piekverenigingen en overkoepelende groepen die uiteenlopende belangen op EU-niveau bundelen en vertegenwoordigen, heeft de Europese Commissie geprobeerd het beleidsproces formeel open te stellen voor diverse maatschappelijke organisaties. In Brussel gevestigde organisaties richten hun berichtenverkeer en werken vaak op de EU-instellingen, en zullen daarom waarschijnlijk handelen binnen het door de Europese Commissie geboden kader. Dit betekent dat deze organisaties reageren op de ideeën en kaders die binnen de EU-instellingen weerklank vinden en over minder kanalen voor andere onderwerpen beschikken. Het Europees burgerinitiatief (EBI) daarentegen stimuleert een fundamenteel andere vorm van betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld bij de beleidsvorming van de EU. Het belangrijkste innovatieve aspect van het EBI is dat actoren de agenda zelf kunnen bepalen. Dit is een nooit eerder geziene situatie, omdat het voorheen de Europese Commissie was die alle kwesties in kaart heeft gebracht, en de actoren van het maatschappelijk middenveld daarbij moesten samenwerken.
Het EBI heeft zowel politieke als academische kritiek gekregen als een tandloos mechanisme dat de beleidsvorming niet kan beïnvloeden. Sommige EBI-organisatoren zijn namelijk ontevreden over wat zij als oppervlakkig beschouwen door de Commissie. Niettemin hebben we in onze eigen empirische analyse van vijf burgerinitiatieven (STOP TTIP, One of Us, Wake Up Europe, Media Pluralism and Right2Water) geconstateerd dat verschillende ondernemers op EU-niveau en op nationaal niveau erin zijn geslaagd EU-kwesties met succes te politiseren en een breed scala aan nieuwe actoren bij het EU-beleidsvormingsproces te betrekken.
Dit vormde ook een sterke stimulans voor een aantal in Brussel gevestigde geïnstitutionaliseerde actoren om zich bij hen aan te sluiten (zo sloot Greenpeace zich aan bij de STOP-TTIP-campagne zodra deze succesvol was). Door nieuwe actoren bij de beleidsvorming te betrekken door een EU-kwestie te politiseren, kan het EBI in hoge mate bijdragen tot de democratische legitimiteit van de EU als polity. Het draagt ertoe bij dat de deelname aan het maatschappelijk middenveld concurrerender wordt door de „toetredingskosten” voor de beleidsvorming van de EU te verlagen. Uit de analyse bleek dat EBI-campagnevoerders in staat waren om kwesties die traditioneel als nationaal werden beschouwd (zoals abortus en media-eigendom) snel over te dragen naar het EU-niveau door middelen te investeren in pan-Europese basiscampagnes.
Normaalgesproken zou de politisering van het EU-beleid buiten de „Brusselse zeepbel” dan een symptoom zijn van de normalisering van de EU als een speelveld, waarbij de dominante argumenten van de EU cruciaal zijn (voor „Stop TTIP”) in plaats van anti-EU. Het proces waarbij EU-kwesties op nationaal niveau worden gepolitiseerd, zou ook bijdragen tot de vorming van een Europese publieke ruimte. Een dergelijk proces zou kunnen worden opgevat als een „empowerment dissensus”, een concept dat verwijst naar de situatie waarin EU-kwesties in de nationale publieke ruimte omstreden worden. Zonder het Europese project in zijn geheel ter discussie te stellen, impliceert een „empowerment dissensus” concurrerende politieke verhalen (zoals sociale democraten tegenover liberale verhalen) in een polity die een tendens naar consensus vertoont.
Auteurs
Luis Bouza GarciaLuis Bouza Garcia is een assistent-hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universidad Autónoma de Madrid en hoogleraar aan het Europacollege in Brugge.
Alvaro Oleart is een doctoraatskandidaat op het gebied van politieke communicatie aan het IEE-ULB (Instituut voor Europese Studies van de Université Libre de Bruxelles).
Reageren
Om een reactie te plaatsen, moet u zich eerst aanmelden of registreren.